In de Oudheid behoren ziel en lichaam nog tot dezelfde wereld. Zoals de Griekse goden voortdurend afdalen van de Olympus en zich begeven onder stervelingen, zo is de wereld zelf doortrokken van psuchè, ademtocht (van psuchein: blazen). De psyche is geen mysterieuze kracht, maar de concrete energie die door de kanalen van het lichaam stuwt. Als de psyche verdwijnt, is het lichaam levenloos, maar niet per se dood, zoals tijdens een flauwte. In Homerus’ Ilias en Odyssee (achtste eeuw v.Chr.) beklagen de schimmen in de onderwereld zich over hun gebrek aan psyche; ze missen de kracht om te handelen.